X
Santip Santip Bekijk Santip artikelen
Nivo Nivo Bekijk Nivo artikelen
Vakpublicaties Vakpublicaties Bekijk vakpublicaties
Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief

Niet alleen technisch advies
maar tevens een sparringpartner
en vertrouwenspersoon

ONDERZOEKSPLICHT INSPECTEUR

Santip 2017-3

Deze keer sta ik stil bij de kwestie hoe ver de onderzoeksplicht reikt bij het beoordelen van een aangifte inkomstenbelasting en de mogelijkheid tot navordering door de fiscus als de aangifte inkomstenbelasting eerder definitief is gevolgd.
Van belang hierbij is dat de meeste aangiften inkomstenbelasting door de computer automatisch worden afgehandeld. Er komt geen mensenhand meer aan te pas. De vraag is of de jurisprudentie daar nog wel in lijn mee is.

De Hoge Raad heeft eerder over de onderzoeksplicht van inspecteur het volgende bepaald:
“De inspecteur mag bij het vaststellen van een aanslag in de IB/PVV uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen.

De Hoge Raad spreekt ook van ‘een niet onwaarschijnlijke mogelijkheid’. Met andere woorden, de inspecteur is alleen dan verplicht de aangifte op een punt nader te onderzoeken wanneer het onwaarschijnlijk is dat de aangifte op dit punt juist is.Als de inspecteur in een dergelijke situatie dit heeft nagelaten, kan hij niet navorderen op grond van aanwezigheid van een nieuw feit.

HOF DEN HAAG d.d. 21 december 2016

Zeer onlangs heeft Hof Den Haag op 21 december 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:3971) een mooi arrest hierover gewezen.

Tot 2009 dreef een man een onderneming op het gebied van psychosociale-zorgverlening aan particulieren met een persoonsgebonden budget. Na staking van zijn onderneming zette hij zijn werkzaamheden voor drie cliënten nog voort. De hieraan relaterende inkomsten en kosten verwerkte het administratiekantoor van de man in zijn aangiften onder resultaat uit overige werkzaamheden. Voor de jaren 2009 tot en met 2011 waren aanslagen opgelegd conform zijn aangiften. De inspecteur legde vervolgens echter navorderingsaanslagen op waarbij de in aanmerking genomen kosten alsnog buiten beschouwing werden gelaten.

De Rechtbank Den Haag gaf het gelijk aan de inspecteur. Echter, het Gerechtshof Den Haag achtte de inspecteur niet geslaagd in zijn bewijslast dat sprake was van een nieuw feit. Bij het vaststellen van een aanslag inkomstenbelasting mag de inspecteur uitgaan van de juistheid van de gegevens zoals vermeld in de aangifte. Hij is alleen verplicht de aangifte nader te onderzoeken wanneer het onwaarschijnlijk is dat de aangifte juist is.

De man had de inkomsten uit zijn PGB-activiteiten en de daaraan verbonden (reis)kosten expliciet in zijn aangiften vermeld.

Gelet op de omvang van de opgevoerde kosten en de aard en hoogte van de inkomsten, had de inspecteur na normale zorgvuldige kennisneming van de aangiften voor het opleggen van de aanslagen moeten onderzoeken of de kosten voor aftrek in aanmerking konden komen.

Door geen nadere gegevens en informatie in te winnen voordat hij de aanslagen vaststelde had de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan volgens het hof.

Het hof oordeelde als volgt: “Het signaal van een collega-inspecteur onder verwijzing naar hetgeen in de aangiften was vermeld was voor de inspecteur kennelijk voldoende voor het opleggen van de navorderingsaanslagen. Daarmee bracht hij de facto tot uitdrukking het onwaarschijnlijk te achten dat de aangiften juist waren.”

Feitelijk vond het Hof dat een dergelijk signaal van een collega dus gezien kon worden als een indicatie dat de betreffende inspecteur reeds bij het opleggen van primitieve aanslag de aangifte al nader had moeten onderzoeken.

Conclusie

De meeste belastingplichtigen hebben het idee dat als de ingediende aangifte inkomstenbelasting definitief is gevolgd dat navordering niet meer mogelijk is. Dit beeld is niet geheel juist. Als de inspecteur een nieuw feit heeft, mag hij navorderen.
Echter, de inspecteur heeft op basis van vaste jurisprudentie wel de volgende toets te maken: “De inspecteur mag bij het vaststellen van een aanslag in de IB/PVV uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft vermeld. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Als de inspecteur dat heeft nagelaten is er geen sprake meer van een nieuwe feit en kan dat de navordering belemmeren.”

Wat mijns inziens aan deze toets bijzonder is de zinsnede “Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien hij, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte,”.
Blijkbaar dient volgens de jurisprudentie de inspecteur toch altijd met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte. Ik lees daarin dat de inspecteur de aangifte tenminste met zijn eigen ogen moet hebben doorgelopen.
Als men nu beseft dat de meeste aangiften door computersystemen automatisch worden afgehandeld en dit in de toekomst meer en meer geautomatiseerd zal worden, komt bij mij wel de vraag op: hoe verhoudt zich dit nu tot elkaar?

Kortom, mijns inziens zal hier nog niet het laatste woord over gezegd (lees: geprocedeerd) zijn.

Als u dus geconfronteerd wordt met een navorderingsaanslag terwijl uw aangifte inkomstenbelasting eerder was gevolgd, zorg dan dat u professionele bijstand zoekt. SANTAX is hierin gespecialiseerd. Wij zijn u graag van dienst.