X
Santip Santip Bekijk Santip artikelen
Nivo Nivo Bekijk Nivo artikelen
Vakpublicaties Vakpublicaties Bekijk vakpublicaties
Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief

Niet alleen technisch advies
maar tevens een sparringpartner
en vertrouwenspersoon

183% heffing buitensporig of toch niet?

Nivo 2018-16

De laatste jaren worden meerdere procedures gevoerd over de vermogensrendementsheffing in box 3. De belastingdruk afgezet tegen het rendement op het box 3 vermogen is hierin het heikele punt. Ik behandel hieronder een, in mijn ogen, zeer bijzondere uitspraak van de Rechtbank Gelderland.

Box 3 heffing

In 2001 is de box 3 heffing ingevoerd. Het betreft een forfaitaire heffing, wat wil zeggen dat geheven wordt over een fictief bepaald rendement op het vermogen. Dit fictieve rendement is destijds bepaald op 4%. Over dit rendement van 4% werd vervolgens 30% inkomstenbelasting geheven. Dit komt neer op 1,2% van de waarde van het box 3 vermogen. Net na de invoering van deze heffing werd box 3 gezien als de “pretbox”. De rendementen op vermogen eind jaren ‘90 waren aanzienlijk hoger
dan 4%.

Gaandeweg werden de rendementen op het vermogen echter steeds lager en de laatste jaren wordt een rendement van 4%, met name op veilige beleggingen zoals een spaarrekening, bij lange na niet meer gehaald. Hierdoor is bij sommige belastingplichtigen de situatie ontstaan dat ze bijna net zoveel of meer box 3 heffing betalen dan ze aan rendement op hun box 3 vermogen maken, en dat al meerdere jaren op rij. En dus gaan ze interen op hun vermogen. Belastingdruk hoger dan 100% op het box 3 vermogen is al jaren nu de standaard voor velen.

Procedures

Dit is voor een aantal belastingplichtigen de reden geweest om een procedure te starten over de hoogte van deze fictieve heffing in box 3. Als belangrijkste motivering wordt hierin opgevoerd dat het rendement al meerdere jaren aanzienlijk lager is dan het fictieve rendement van 4% waar de wet vanuit gaat en dat dit leidt tot een individuele en buitensporige last voor de belastingplichtige. Dit is volgens hen in strijd met artikel 1 EVRM (ongestoord genot van eigendom).

Gevolgen

Inmiddels zijn de eerste uitspraken in voormelde procedures gedaan. Hieruit wordt duidelijk dat er inderdaad sprake kan zijn van een individuele en buitensporige last voor een belastingplichtige. In recente uitspraak voor de rechtbank Gelderland betrof het zelfs een belastingdruk van 183% over het box 3 vermogen van een belastingplichtige, of te wel hij betaalde bijna 2 x zoveel box 3 heffing dan hij aan rendement maakte op zijn vermogen en teerde dus in op dit vermogen.

Volgens de rechter is de heffing in box 3 alleen echter niet voldoende om te kunnen spreken van een individuele en buitensporige last. Hiervoor moet ook gekeken worden naar de totale inkomens- en vermogenspositie van de belastingplichtige.

Met andere woorden, als je de box 3 heffing zonder problemen kan betalen, leidt dit niet tot een individuele en buitensporige last en blijft de heffing in stand.

Dat is meten met 2 maten! Toepassing van de wet zou bij alle belastingplichtigen tot dezelfde uitkomst moeten leiden (betrouwbare overheid) en dus zou bij het bepalen of sprake is van een individuele en buitensporige last mijns inziens alleen gekeken moeten worden naar de belastingdruk voor elke belastingplichtige in relatie tot hun rendement. Mijns inziens zou de hoeveelheid bezit aan vermogen niet van invloed mogen zijn. Zou dat wel het geval zijn dan krijg je verschil in behandeling van belastingplichtigen bij een gelijke toepassing van de wet.

Ontwikkelingen

Inmiddels is de overheid wel in beweging gekomen en hebben ze de box 3 heffing aangepast. Met ingang van 1 januari 2017 zijn verschillende schijven ingevoerd waarin fictief een splitsing is gemaakt tussen sparen en beleggen en waaraan verschillende rendementen worden toegekend. Uitgangspunt hierbij is dat wanneer belastingplichtigen meer vermogen hebben, ze een groter deel van dit vermogen in beleggingen zullen stoppen waarop een hoger rendement behaald kan worden. Het fictieve rendement is dan ook niet meer standaard 4%, maar voor het spaardeel lager en voor het beleggingsdeel hoger. Naarmate het vermogen groter wordt, wordt de box 3 heffing hoger omdat er vanuit gegaan wordt dat er dan een groter deel van het vermogen belegd wordt waarop een hoger rendement wordt behaald.

De overheid is momenteel nog aan het onderzoeken hoe ze de box 3 heffing meer aan kunnen laten sluiten bij het daadwerkelijk behaalde rendement op het vermogen.

Conclusie

De laatste tijd komen meer uitspraken van rechters naar buiten. Meestal niet in het voordeel van de belastingplichtige. Dit zijn nu nog vooral uitspraken van lagere rechters. Dat wil zeggen dat nog niet vaststaat of het hoogste rechtsorgaan, de Hoge Raad dit ook zal vinden. Maar de ontwikkelingen zien er niet goed voor de belastingplichtigen. Het lijkt ook net of budgettaire aspecten voor de overheid voor de overheid ook meespelen. Dit is natuurlijk gissen. Maar u kunt zich voorstellen wat een aderlating dit voor de overheid zou zijn als de heffing in box 3 onterecht zou zijn en dat nu reeds over meerdere jaren. Dat gaat in de miljarden lopen.